Interview met Bruce Ashby
De Engelse Bruce ‘The Moose’ Ashby is hier vooral bekend omwille van zijn Perimeter-hengels. De man heeft inderdaad een terecht stevige reputatie op het gebied van hengelbouw. Echter Bruce is ook al zijn hele lange leven lang een verwoed karpervisser. Hij vist al decennia lang op het legendarische Savay lake, was vooral in de pionierstijd in Engeland dé grote naam. De goede man heeft dan ook een bijzonder indrukwekkende carriére achter de rug. Hier volgt deel 1 van het Bruce Ashby-interview.
1) Wanneer en waarom ben je gestart met karpervissen?
Om die vraag te beantwoorden moet ik teruggaan naar mijn prille jeugd. Als zesjarige knaap viste ik al op de rivier. Dat ging zo een tien jaar lang door tot ik door een schoolmaat werd uitgenodigd om te vissen op zijn lokaal water. Al vissend op voorn haakte en verspeelde ik een karper. Ik was er zo van onder de indruk dat ik daar en toen besloot om voortaan achter die karpers aan te gaan.
Er waren toen heel weinig wateren waar karpers aanwezig waren. Vele beseffen dat niet goed. We spreken nu over de jaren 1956!
2) De goeie oude tijd zoals men meent te zeggen?
Inderdaad. Ik leerde ene Bill Weaver kennen die in die tijd enkele vissen ving in de 5 a 6 kg categorie en die algemeen werd erkend als een karperspecialist. Ik stak wat op van hem, hij was toen de enige referentie. Dat was 1957, ik had slechts een beet dat jaar en ving een vis van 5 kg.
3) Een goeie start! Bleef je vissen op dat water of bezocht je ook andere wateren?
Wel op dat ogenblik waren er slechts een drietal wateren in de ganse omgeving. We gingen toen ook nog vissen met de bus want haast niemand had een auto. Ik dobberde wat heen en weer tussen deze drie wateren.
4) Wanneer ving je je eerste twintigponder?
Toen we op die wateren visten op dat ogenblik waren er nog geen twintigponders aanwezig. De eerste die ik zag was deze die ik ving in 1964 (ze waren wat gegroeid tegen die tijd).
5) Wat soort materiaal was er toen verkrijgbaar en waarmee viste jij?
Specifieke karperhengels
bestonden er eigenlijk niet. Op de door Walker gemaakte Mark 4 (die voor de meesten gewoon te duur waren in die tijd) na dan. Je moest je hengels gewoon nog zelf maken! Ze werden gemaakt van split cane.
6) Wat soort lengte en sterkte hadden ze?
In die tijd werden er nog geen verhoudingen op de hengels gezet dus weet ik het niet exact… We noemde ze naar analogie van de Walker hengels (Dick Walker was toen de recordhouder in Engeland en gold als de karpervissersicoon) noemden we ze de Tony Forham Mark 4 rods. Waar die Mark 4 voor stond weet ik eigenlijk niet. Ze waren om en bij de drie meter in lengte. Het koste enorm veel werk om ze te maken. In die dagen werden er tot zes lagen vernis boven mekaar op gelegd. Dat moest dan elke keer lang genoeg drogen alvorens we er de volgende laag opsmeerden…
7) Wat soort molens gebruikten jullie toen?
Och ik heb een gans arsenaal versleten. De eerste die ik had waren de triplex C 54. Ik denk niet dat er vandaag de dag nog één karpervisser rondloopt die ooit die naam gehoord heeft…
Vervolgens had ik sportex molens die behoorlijk groot waren voor die tijd. Nog later had ik Mitchells 300, toen erg populair. Daarmee heb ik zeker tien jaar lang gevist. De keuze was eigenlijk beperkt hoor.
8) Wanneer begon je eigenlijk je eigen hengels te maken?
Dat moet zo rond 1960-61 zijn geweest. Ik werd echter pas echt actief toen de glasfibers op de scene kwam, zo rond 1966.
Hele zachte stokken. Velen lachten ermee, ze vonden ze waardeloos. Tot ik er zo’n reeks grote vissen op ving en het in de publiciteit kwam dat ze ineens ongelooflijk populair werden.
9) Je had ook de Jack Hiltons, niet?
Ja, er zijn er weinig van gemaakt. Deze die nu nog over zijn, zijn collectors items. Ik heb er zelf nog drie van. Goeie hengels. Ook zachte stokken al hadden ze naar het midden toe een iets stijvere ruggegraat. Jack haalde het zachte middengedeelte eruit en verkreeg zodoende een iets stuggere hengel. Al waren ze in vergelijking met nu ook heel zacht. Wat vele mensen misschien niet weten is dat 90% van de visserij zich toen in de kant afspeelde. Je had geen afstandsstokken nodig, niemand viste ver.
10) We spreken nu over de late jaren zestig? Je speelde het toen klaar om in een seizoen 10 vissen van meer dan 10 kg te vangen. Dat was toen een mijlpaal! Kan je ons daar iets over vertellen?
Het gebeurde op East Packham, een lokaal water. Het was het jaar van Bill Quinlan die toen 8 twintigers en een dertiger ving op Redmire. Het grappige was dat Peter Mohan toen neerschreef dat zo een seizoen wel nooit meer zo verbroken worden. Het jaar erna had ik er 21!
11) We zaten toen ook wel op een exclusief water niet?
Ja we hadden het nergens anders kunnen waarmaken. Er zaten gewoon veel goeie vissen. Ik ving er heel goed op maden. Ik weet nog dat er een andere karpervisser bij me kwam en vroeg waarmee ik m’n karpers ving. Ik zei “met maden”. Alleen vertelde ik hem niet hoeveel liter maden ik er per dag doorjoeg! Het waren liters en liters!
12) Hoelang duurde het voor je je 100ste twintigponder had?
Rond de periode dat de hair op de proppen kwam. Ik was amper de tweede of maximum de derde in Kent die het systeem gebruikte en ik ving in amper 10 sessies twintig twenties. Ik gebruikte toen ook al veel meer voer dan mijn collega’s. Maar de hair gaf toen wel de doorslag hoor.
13) Waren het grote of kleine waters waar je toen viste?
Labor lake was het grootste, zo’n 2,5 hectare. De andere waren amper een hectare groot. Dus in vergelijking met nu waren ze klein. Echter ze waren toen de grootste bekende karperwateren in het ganse gebied!
14) Waren er in die jaren (eind jaren zestig) andere goede en bekende karpervissers?
Op enkele lokale vissers na kende ik eigenlijk niemand. Behalve dan de regelmatig in de hengelsportpers verschijnende namen van de Redmire vissers zoals Bill Quinlan en Tom Mintram. Toen we hen uiteindelijk ontmoetten bleek dat we niet alleen als enigen hetzelfde formaat vissen vingen maar dat onze aanpak ook nagenoeg dezelfde was.
15) De volgende mijlpaal was natuurlijk je eerste thirty, kan je ons vertellen over jouw eerste thirty?
Wel terug naar East Peckham. Tijdens die bewuste sessie had ik enkele vissen zien draaien bij de waterlelies. Ik beaasde met sweetcorn en binnen de vijf minuten had ik een aanbeet. Het was een spiegel van 34 lb 2 oz dezelfde vis notabene die eerder in het jaar op 40 lb 2 oz was gevangen! Notabene de eerste echte grote karper die ooit werd gevangen in Kent. In 1973 was dat. Het enige spijtige is dat ik er geen degelijke foto’s van heb. Niemand was in de buurt dus moest ik de vis op de grond fotograferen en het resultaat was niet bijsterend goed.
Dat was toen echt groot nieuws, het stond in alle vismagazines op de voorpagina. En weet je zelfs vandaag in 2002, zijn er in Engeland meer karpervissers die nog nooit een vis boven de 30 lb hebben gevangen dan zij dat dat wel hebben gedaan. Stel je even voor wat zoiets in 1973 dan betekende!
Het is nog steeds zoals toen. 90% van de grote vissen worden gevangen door 10% van de karpervissers niet alleen in Engeland maar overal zo.
East Peckham was in die tijd een van de beste wateren voor grote karper in Engeland. In 1976 toen we die droge zomer hadden verloren we een groot deel van onze vissen. Het diepste gedeelte was amper 2,5 meter diep.
16) Wat was je volgende stap?
Wel in die tijd bezochten we massaal de meetings van de oude Britisch Carp Study Group. Ik ontmoette er Ritchie McDonald, toen de kanjermaestro bij uitstek.
Ritchie viste toen op Longfield (aka Fox Pool). Ik belde hem op en knoopte een gesprek aan met hem. Hij nodigde me uit om samen te gaan vissen. Dat was de start van een vruchtbare periode die me wegbracht uit Kent en naar the Colne Valey deed gaan. Longfield was voor mezelf niet echt succesvol (ik kreeg er één beet en verspeelde die). Korte tijd later was er de eerste grote vissterfte en ik ging er nooit meer terug.
Wat later kwam ik in contact met Savay en dat werd mijn nieuwe water. Ik vis er trouwens tot op de dag van vandaag!