Interview met Leon Hoogendijk (zie VBK-Magazine 15)
Door Stef Michiels
Leon Hoogendijk, die zijn vaderland Nederland inruilde voor ‘la douce France’, is reeds jaren een bergip in de karperwereld. Hem voorstellen hoeft dan ook nauwelijks. Zijn palmares is beslist indrukwekkend te noemen. Onze gewezen noorderbuur is immers een kanjerstapelaar van formaat. Niet enkel megakarpers moeten op hun hoede zijn, meervallen zijn dit best ook. We waren dan ook verheugd met zijn instemming voor dit interview. Vol verwachting werden een serie vragen richting gestuurd. De hieronder volgende reeks kwam terug. Ik dank Leon trouwens voor expliciet voor zijn bereidwillige medewerking en voor de professionele wijze waarop hij zulks deed. De man is ongetwijfeld in heel wat opzichten een voorbeeld voor velen.
Stef: In de inleiding wordt je omschreven als kanjerstapelaar. Als ik me niet vergis heb je reeds als jongeling een reeks kanjervissen van diverse soorten gevangen ?
Leon: Ik ben als kind in een Zuidhollandse polder opgegroeid. M’n vader viste met de vaste stok op ruisvoorn en kleine polderkarper en nam me op vierjarige leeftijd al regelmatig mee. Ik ben dus als het ware met het vissen opgegroeid, het zit me van jongs af aan al in het bloed. Vanaf het moment dat ik met een hengeltje begon te struinen heb ik altijd alles wat zwom willen vangen. Tijdens m’n kinderjaren is er in het polderlandschap van ons dorp een 200 ha groot meer, de Zevenhuizerplas, gegraven. De poldervissen, gewend om in kleine slootjes heen en weer te zwemmen, bevonden zich ineens in een enorme slok water. Deze drastische biotoopsexpansie heeft bij verschillende vissoorten een geweldige groeiexplosie veroorzaakt. In een mum van tijd was het meer bezet met ruisvoorns, zeelten, baarzen en snoeken van een ongekend formaat. Tijdens m’n jeugd leefde ik langs de waterkant en interesseerde me in alle vissoorten. Gedurende de weekeinden en schoolvakanties trok ik er s’morgens vroeg op uit om met zachtgekookte piepers de wilde polderkarpers te belagen, maar doordeweeks viste ik na schooltijd vaak een paar uurtjes op de grote plas, met rapala’s op roofvis of met de vlok op witvis. Toen ik op 14 jarige leeftijd naar een ander dorp verhuisde had ik nog geen karper van boven de tien pond gevangen maar wel snoek tot 1m11, baars tot 56 cm, groene zeelt tot 53 cm en flink wat grote ruisvoorn waaronder een gigantisch exemplaar van 46 cm! In m’n nieuwe woonplaats viste ik op enkele cultuurwateren, parkvijvers, en m’n eerste karper, een echte leder, woog meteen 16 pond, hetgeen in mijn ogen een echt monster was. Datzelfde jaar ving ik op een drijvende korst een enorme kroeskarper van 43 cm ! Het daaropvolgende jaar, 1979, ving ik m’n eerste twintigplussers. M’n snoekrecord stelde ik pas vele jaren later scherp. Dat gebeurde in 1989, in een Frans étang, toen ik op een boilie een perfect in de bek gehaakte snoek van 1m17 en 27 pond ving.
Stef: Wanneer begon je gericht op karper te vissen?
Leon: Op twaalfjarige leeftijd had ik wat geld verdiend met het tomatenplukken tijdens de zomervakantie en hiermee kocht ik m’n eerste echte karperhengel, een Shakespeare International, en een molen serie 2200 van hetzelfde merk. Vanaf dat moment begon ik me in de hengelsportliteratuur te interesseren. Het eerste boek wat ik verslond, een cadeau van moeder, was een nederlandse vertaling van Stilwater Angling. Richard Walker was meteen mijn held en ik droomde van Clarissa! Door het lezen van dit boek ben ik echt fanatiek geworden. De volgende boeken waren 200 Karpertips van Nico de Boer en Dick Lankhengel, Karpervissen van Jan de Winter en het legendarische Grote Karperboek van Rini Groothuis. Dit laatste boek was een geweldige inspiratie voor me. Het motiveerde me om me verder te spécialiseren in de karpervisserij. Dit was in 1978 / 1979.
Stef: Je bent ook een succesvolle meervalvanger. Heb je nog doelstellingen als karpervisser of helt de balans eerder naar de meervalvisserij over? (Is de meervalvisserij de normale stap na de karpervisserij ?)
Leon: Ik zal van deze gelegenheid gebruik maken om even een aantal zaken recht te zetten. Sinds enkele jaren flirt ik wat met de meerval en vang van tijd tot tijd een mooi exemplaar. Dat kan ook haast niet anders als je op een steenworp afstand van de beste Franse meervalrivier woont. Ik ben ook tweemaal op de Italiaanse Po op meervalexpeditie geweest. Ik vind het gewoon fun om met zo’n groot beest een gevecht aan te gaan. Grote meervallen zijn indrukwekkende vissen maar ik vind ze ongelooflijk lelijk ! Het zou niet in m’n gedachten opkomen om een meervalfotoalbum samen te stellen. De statische boeivisserij, het domweg afwachten tot zo’n beest de aasvis grijpt, interesseerd me niet. Ik vis alleen nog maar actief op meerval, met grote zware lepels op de potentiéle jachtgebieden, vaak op ondiepe platen langs oeverbegroeïng, in stroomnaden of onder watervallen, en bijna uitsluitend s’nachts. Als de meerval actief is moet je ze hoog zoeken. Zijn ze minder actief dan zul je ze eerder in diepere gedeelten dicht bij de bodem vinden. Hengeldruk verdrijfd de vissen snel. Het kwakhoutsuccès was op de Saône maar van korte duur ! Maar het lepelen blijft succesvol zolang je maar regelmatig naar nieuwe stekken verhuisd en je daadwerkelijk de moeite neemt om de vissen te localiseren. Vergeleken met het karpervissen is de meervalvisserij rélatief simpel. Het is vooral een speurtocht. Bij het karpervissen komt veel meer techniek en strategie kijken. En karpers zijn ongelooflijk veel mooier ! Wat mij betreft zal de meerval nooit de plaats van de karper in mijn vissershart innemen. Karpers zijn Koninklijk !
Stef: Heeft de aanwezigheid van een populatie grote meervallen invloed op het (aas)gedrag van karpers ? Leon: Ja, absoluut! Op de rivier heb ik het volgende kunnen constateren: Jagende meervallen kunnen karpers van een voerplek verdrijven. Het is m’n vrienden en mij al verschillende keren overkomen om na een goede start op een voerplek (meerdere karpers in een mum van tijd) ineens per toeval een meerval op de boilie te haken of te vangen. Na de aanbeet van de meerval bleef de stek dan vele uren dood.
Daar waar met regelmaat grote meerval jaagt (vaste jachtgebieden) zul je maar bar weinig karpers aantreffen. Aasgebieden van karpers en jachtzones van meervallen overlappen elkaar vrijwel nooit, maar ze kunnen pal naast elkaar liggen ! Meervalactiviteiten verstoren de karpers. Dit wil niet zeggen dat karpers van huis uit bang zijn van meerval. De winter-holding-areas van (passieve) meerval zijn vaak uitstekende winterstekken voor (grote) karper. Ik denk dat jagende roofvissen signalen uitzenden waar prooivissen gevoelig voor zijn. Deze signalen veroorzaken paniekreacties bij de prooivissen. Alle karpers zijn in hun jonge levensjaren prooivissen geweest. Het overlevingsinstinct is zelfs in de grote karpers nog aanwezig.
Op enkele locale meertjes heeft de introductie van meerval geleid tot een zeer dun bestand aan witvis en een dun bestand aan zeer grote karpers.
Stef: Je woont in Frankrijk. Heeft dit m.b.t. je visserij voordelen ?
Leon: Het feit aan de rivier de Saône te wonen is een voordeel in de zin dat ik het gehele jaar op de hoogte ben van de karperactiviteiten en de lokale vangsten. Ik kan mijn planning van eventuele voerprogrammas op de rivier hierop afstellen. Maar dit soort voordelen heeft iedereen met betrekking tot z’n thuiswateren. Als ik naar Orient of Madine gaat moet ik een paar honderd kilometers rijden. Op deze big-fish meren ben ik niet beter geinformeerd dan sommige Belgische of Nederlandse spécimen-hunters. Ik blijf altijd in kontakt met enkele goede karpervissers die de wateren die me interesseren regelmatig bevissen. Ik bel die jongens gewoon af en toe op om van het laatste nieuws op de hoogte te blijven, en ze krijgen daar goede informatie voor terrug. Hiervoor hoef je niet in Frankrijk te wonen. De meeste goede karpervissers hebben reeds begrepen dat open kaart spelen de beste manier is om goed van de laatste ontwikkelingen op de hoogte te blijven, hetgeen vaak belangrijk is om op de grotere big-fish wateren te slagen.
Stef: Heb je een seizoenplanning of volg je de gegevens van het moment ?
Leon: De eerste paar jaren dat ik in Frankrijk woonde had ik vaste seizoenplanningen, net zoals voorheen toen ik nog in Holland woonde. Sinds ik me meer op de grotere wateren en op de rivier concentreer ben ik hiervan afgestapt, je gaat er namelijk flink de boot mee in ! Op grote meren moet gewoon goed van de situatie op de hoogte blijven om te kunnen bepalen waneer er, met goede kans op succes, een sessie gepland kan worden. Het laatste hot-news heeft me al meerdere malen op één of twee dagen voor het vertrek van bestemming doen veranderen. De zwaarste vissen worden doorgaans in het najaar gevangen, dan bouwen de karpers een wintervetvoorraad op en kunnen ze wel tot 20% zwaarder wegen ! Op de rivier maak je maar één- of tweemaal per jaar een echt goede ‘kans-op-grote-karper-periode’ mee, dit hangt nauw samen met het weerbeeld van het seizoen. Ideaal is langzaam stromend water en zacht stabiel weer (zuidelijke winden) in het voor- en najaar. Als zo’n goede periode aanbreekt dan moet je gewoon zorgen dat je aan de waterkant zit ! Het regelmatig vangen van grote karper is meer een kwestie van goede timing dan een kwestie van uren maken. Het is heel goed mogelijk om met relatief weinig uren toch behoorlijk veel grote vissen te vangen
Stef: Volgens welke criteria dienen waters te voldoen opdat je er zou vissen ?
Leon: Met betrekking tot de grote karper moet het voor mij een uitdaging blijven. In 1992 hebben m’n maat Didier en ik op Chantecoq in tweemaal een week vissen bijna vier ton karper bij elkaar gevist. Dit was voor ons meer dan genoeg en we zijn er na die twee sessies nooit meer terrug gekeerd. Ik hou niet van herhalingen en statistieken interesseren me niet.
Op Orient was het een ander verhaal. Daar moesten we telkens keihard voor onze resultaten werken. Geen enkele sessie leek op een herhaling van een vorige sessie, en we zijn er dus een paar jaren blijven hangen. Van 1993 t/m 1995 zijn we er telkens in geslaagd om met een andere aanpak uiteindelijk een aantal grote karpers te vangen. Dit waren de topjaren voor Orient, maar het is er nooit echt makkelijk geweest. Vanaf 1996 begonnen we de invloed van de hengeldruk te merken. Vanaf die periode hadden we het niet meer in de hand, de resultaten waren steeds minder regelmatig, sommige voermethoden werkten gewoon niet meer en grote vis vangen werd steeds meer een kwestie van dom geluk hebben. Soms begrepen we gewoon niet meer waarom we wel of niet vingen. De uitdaging is verdwenen. Sinds de vidange van december 1997 gaan er veel geruchten rond dat er veel grote karper is verdwenen (naar privé wateren) en/of zijn omgekomen. Het is een feit dat een veel van de bekende grote Orient karpers (in de veertig- en vijftigpondsklasse, almede enkele 60+ers) sinds de vidange niet meer zijn terrug gevangen. Er is ook een paar ton pootkarpers uitgezet. Als je Orient in de topjaren gekend hebt dan baal je gewoon van deze feiten en heb je gewoon geen zin meer om er nog te vissen. Jammer, want Orient had een werkelijk exceptionele populatie van prachtige kanjervissen. Het meer had zeker de potentie om met een goed beheer in de komende jaren nieuwe wereldrecordvissen te produceren ! Wat Orient nu gaat worden weet niemand met zekerheid. Laten we het even een paar jaartjes afwachten…
De Saône beschouw ik als een geweldige uitdaging. Er zwemmen ongelooflijk mooie grote karpers rond, vissen van dik over de 30 kg, ik heb ze meerdere malen gezien. Grote Franse rivieren hebben de potentie om recordvissen te produceren. Ik vis al ruim tien jaar op de rivier maar slechts sinds drie jaar gericht op grote karper. De echt grote vissen zijn resident in bepaalde sectors van de rivier. Je vind ze niet overal. Ze vertonen een heel ander levens- en aasgedrag dan de kleinere nomadische karpers die in grote scholen leven. Grote rivierbiggen zijn veel moeilijker te vangen dan grote karpers op afgesloten meren. Het geeft me gewoon een extra kick om zo’n groot rivierbeest te vangen.
Het feit dat er karpers van 30 kg in een water rondzwemmen is voor mij niet voldoende om er te willen vissen. Het water moet me bevallen en de vissen moeten mooi zijn, mooi gebouwd en mooi gekleurd. Het doet me er niet toe om kilometers te maken om op grote karper te vissen. Ik ben al naar landen als Italië en Turkije afgereisd op het spoor van grote karper. Daar is het vissen nog een echt avontuur en ik wil er op dit moment niet meer over kwijt. Slecht één artikel over de meerval in de Po was genoeg om het vissen er in minder dan één jaar te verpesten, daar heb ik m’n lesje wel van geleerd ! Veel mensen willen gemakkelijk grote vis vangen maar ze willen er geen donder voor doen ! Ze willen het allemaal op een presenteerblaadje aangboden krijgen. Op dit moment staat het Roemeense Saralusti meer in de schijnwerpers. Hoewel er een aantal zeer grote karpers rondzwemmen interesseerd dit water me helemaal niet en wel om verschillende redenen : Het is te commercieel (er zitten veel minder echte grote biggen dat men wil doen geloven), het is er al veel te druk en ik vind de karpers er niet mooi (allemaal van die bleke te vette kleinkoppige schubkarpers van het Hongaarse ras die teveel op elkaar lijken), en het water en de omgeving inspireren me niet. Degenen die er wel heen willen wens ik veel geluk toe.., smaken verschillen nu eenmaal.
Stef: In België en Nederland is het aantal werkelijk grote vissen veleer beperkt. Daarom maken sommigen jacht op vooraf bepaalde en gekende targetvissen. Doe jij dat ook ?
Leon: Een aantal jaren geleden viste ik regelmatig gericht op bekende grote karpers in enkele lokale meertjes. Meestal lukte me het om zo’n vis na een paar korte sessies aan de schubben te krijgen, maar ik moet er wel eerlijkheidshalve bij vermelden dat er op deze meertjes nauwelijks hengeldruk bestond. Vandaag de dag doe ik het niet meer. Bijna alle lokale étangs zijn kapotgevist en iedereen loopt vissen telkens weer naar andere wateren te slepen. Ik weet gewoon niet meer waar welke grote vis zwemt ! Toen ik de eerste maal naar Cassien ging droomde ik van Halfmoon. Ik vond deze vis vanwege z’n kleur en lichaamsbouw echt schitterend. Het was nooit in me opgekomen deze vis eens in m’n armen te mogen dragen en het zou gewoon te onbeschoft zijn om zo’n vis op zo’n water de eerste maal al gelijk als targetvis te beschouwen. De eerste run kwam na zes dagen geduld en tweemaal verkassen.., en het was Halfmoon ! Soms worden dromen verwezenlijkt….
Op Orient hadden Didier en ik een targetvis : Willy, de grote spiegel van Willy van Hulten. We visten natuurlijk niet gericht op deze vis maar we hoopten hem vroeg of laat te vangen. We hadden een goed idee van waar deze vis zich in het najaar bevond. Didier heeft hem in 1995 éénmaal gehaakt en net voor het net verspeeld (hij is er nu nog ziek van !). In het najaar van 1996 heeft een Franse karpervisser hem op bijna 34 kg gevangen. Ik had net ingepakt na een week blanken in de stromende regen en deze jongen had de stek net van me overgenomen. De regen stopte en de eerste karper die op één van z’n hengels knalde was Willy..! We missed it.., but we came close…
Stef: Is er in Frankrijk nog veel plaats om te pionieren of zijn de meeste wateren onderhands ontdekt ?
Leon: Er zijn nog wel een paar maagdelijke watertjes. De grotere afgesloten wateren zijn allen al bevist. Sommige van de in het verleden druk beviste wateren zijn nu bijna onbevist. Toen de hengeldruk er belangrijk was zwommen er geen echt grote karpers, vandaar dat de karpervissers het er opgegeven hebben en naar andere wateren zijn vertrokken. Het leuke is dat die wateren vandaag de dag wel hele grote karper kunnen produceren. De karpers groeien hier ongelooflijk snel. Op sommige wateren kunnen karpers zomaar 3 tot 4 kg per jaar aankomen. Dan gaat het echt heel hard. Sommige knollentuinen van nog geen tien jaren geleden produceren nu regelmatig 50+ers ! Een aantal wateren kan dus herontdekt worden met grote verrassingen. Ik voel er weinig voor om ze bij de naam te noemen. Wat het echte pionieren betreft moet je de rivieren op. Daar zwemmen nog vele onbekende monstervissen.
Stef: Hoe zit het momenteel met de populariteit van kleinere wateren ?
Leon: Ze zijn jammer genoeg te populair hetgeen vaak tot fricties lijd met lokale Franse karpervissers. Voor die jongens zijn de kleine étangs van 5 tot 30 ha vaak de thuiswateren waar ze voercampagnes houden en waar ze vaak tijdens hun weekenden vissen. De navigatie is er doorgaans verboden. Dan komen er ineens een aantal onbeschofte Hollanders, Belgen of Engelsen aan die alle regels aan hun laars lappen. Ze planten hun bivvy voor twee weken neer, gaan met boten het water op, zetten overal boeien neer en storten bergen voer in het water ! Door dit soort incidenten is het nachtvissen op vele wateren nu definitief verboden ! Hoe zouden jullie reageren als er jaarlijks een legioen Franse karpervissers het vissen op jullie intieme watertjes komen verpesten ?
Stef: Worden Franse kanalen bevist ? Zit in deze wateren potentie ?
Leon: Er zit ongetwijfeld potentie in de Franse kanalen. Een klein kanaaltje in mijn omgeving produceerd jaarlijks dikke 50+ers. Maar ik ben er niet echt in geïnteresseerd. Ik vind de Franse meren en rivieren te mooi. Ik heb er gewoon geen zin in om aan zo’n monotoon kanaal te zitten.
Stef: Het aantal betaalwateren in Frankrijk stijgt zienderogen. Een positieve tendens ?
Leon: Betaalwateren waar het nachtvissen wordt toegestaan schieten hier als paddenstoelen de grond uit. Het is mijns inziens een slechte ontwikkeling. In de meeste van deze privéputjes zwemmen gestolen karpers, vaak grote (bekende en onbekende) vissen uit obenbaar viswater waar grof geld voor betaald is. Meestal vermageren deze vissen snel en vervolgens sterven ze. De eigenaren of beheerders van deze met grote karper volgepropte putjes willen meestal niet toegeven dat het om gestolen vissen gaat. Iemand die mij probeerd wijs te maken dat z’n vijvertje van 25 ha ruim 2000 verschillende karpers bevat en op een natuurlijke wijze meer dan 100 40+ers heeft voortgebracht is in mijn ogen een grote leugenaar ! Dit is biologisch onmogelijk ! Maar zolang er stommelingen zijn die er 2000 franc (of zelfs nog veel meer) voor neertellen om op een laffe manier gemakkelijk hun persoonlijk record te verbreken met het vangen van gestolen vissen, blijven dit soort praktijken zich ontwikkelen. Mensen die op dit soort wateren vissen zijn geen echte karpervissers. Het zijn een stelletje hersenlose onbeschofte stropers !
Stef: Aan welke karpers heb je speciale herinneringen ?
Leon: De vangst van Halfmoon op het mythische Saint Cassien in 1993 was een evenement in mijn karpervissersleven. Maar enkele maanden later beleefde ik een nog groter evenement: de vangst van Buldozer op Orient (het officiële Franse schubkarperrecord). Ik ving deze supervis in het bijzijn van mijn beste vrienden, na een week lijden in de storm en tijsterend ijskoude onophoudelijke slagregen ! Het was gewoon gekkenwerk om in die condities door te vissen maar toen de storm en de regen uiteindelijk stopte werden we uiteindelijk beloond met een serie prachtige zware vissen. Buldozer was op dat moment in absolute topconditie en leverde een onvergetelijk harde strijd. Als je zo’n vis vangt dan huil je van geluk. De sensaties en emoties die je op zo’n moment voelt zijn gewoonweg niet onder woorden te brengen…
Stef: Naast artikelen voor diverse magazines ben je ook auteur of co-auteur van verschillende boeken.
Welke boeken zijn dat ?
Leon: In 1989 kwam Tony Davies-Patrick op een van m’n thuiswateren vissen. We maakten kennis en raakten snel bevriend. Hij vertelde me dat hij met een boek aan het schrijven was over het specimen hunting in Europese wateren. Ik had toen net een 47 ponder gevangen (voor die tijd nog een enorme vis !). Tony was onder de indruk van deze vis en vroeg me of ik een paar hoofdstukken over karper in Frankrijk voor z’n boek zou kunnen schrijven. Ik stemde daarmee in. Dat boek werd Big Fish In Foreign Waters, een engelstalige bestseller.
Ik vond het schrijven voor dit boek zeer aangenaam en toen ik een jaar later door een Frans tijdschrift gesoliciteerd werd heb ik geen seconde getwijfeld. Sindsdien schrijf ik maandelijks één of meerdere artikelen voor verschillende bladen. Als je bijna wekelings in de pen klimt kan het gewoon niet uitblijven dat je vroeg of laat gemotiveerd raakt om een boek te schrijven. Begin jaren ’90 bestond er nog geen franstalig boek die alle facetten van het moderne karpervissen behandelde. Zo’n boek was ook hard nodig om de Fransen wat karpervissers-ethiek bij te brengen ! Ik heb toen l’Evolution de la Pêche de la Carpe geschreven hetgeen reeds een Franse karperbijbel geworden is.
In dezelfde periode heb ik ook een soort van praktische nederlandstalig info-gids geschreven over het karpervissen in Frankrijk. Rini Groothuis bood me aan om de eindredactie van dit boekwerkje te verzorgen. Dit werd Frankrijk, Land van Grote Karpers, een boekje waar ik enorm veel positieve reacties op gehad heb.
Wat later schreef ik de text voor een engelstalig boek. Maar de boekenmarkt in Engeland storte in elkaar. Er werden gewoonweg teveel karperboeken gepubliceerd. Commercieel gezien zat er geen toekomst meer in. Na onderhandeling met Tim Paisley is toen besloten om het boek als een lange serie artikelen in Carpworld te publiceren. Ook op deze serie artikelen is, vanwege hun realistische aard, zeer positief gereageerd.
Ik ben op dit moment bezig met een enorm franstalig naslagwerk wat voornamelijk op big fish georiënteerd is en veel ongepubliceerd materiaal bevat. In het tweede gedeelte van dit boek worden er openbaringen gedaan over grote rivierkarpers. Meer wil ik er op dit moment niet over kwijt. Dit grote boek wordt waarschijnlijk pas in het jaar 2002 of 2003 gedrukt, ik heb er geen haast mee. Van dit boek komt normaal gesproken ook een nederlandse vertaling.
Stef: In je schrijven wordt naar Rod Hutchinson verwezen. Heeft hij je sterk beïnvloed ?
Leon: In de jaren ’80 was Rod Hutchinson mijn grootste inspiratiebron. Ik verslond al z’n boeken en artikelen. Het was een soort van karpergod voor mij. Rod heeft een geweldig talent om smeuïge verhalen te schrijven (en te vertellen !). Later, toen ik in Frankrijk ben komen wonen, heb ik hem persoonlijk leren kennen. We zien elkaar sindsdien regelmatig op beurzen en aan de waterkant. Rod is één van de meest bescheiden en symphatieke karpervissers die ik ken. Hoewel hij van het karpervissen leeft heeft hij een anti-commercieel karakter. Ik heb enorm veel respect voor die man. In tegenstelling tot de meeste andere ‘big names’ is hij authentiek gebleven. Het is een visser in hart en nieren. We zijn min of meer bevriend geraakt en hebben samen in 1997, in samenwerking met Lodge Productions en TF1 (de grootste Franse televisiezender!), een anderhalf uur durende televisiefilm over het karpervissen geréaliseerd. Van de gecommercialiseerde vidéo van deze film zijn in Frankrijk reeds meer dan 80.000 exemplaren verkocht.
Stef: Wie heeft nog een invloed (gehad) op je visserij ?
Leon: Mijn maat Didier Moine heeft door z’n ongelooflijk harde en fanatieke wilskracht een zeer positieve invloed op mijn visserij gehad. Hij heeft me er vaak tot aangespoord om in extreme situaties en onder extreme weersomstandigheden keihard voor resultaten door te blijven werken. Dit was vooral op de grote meren van belang. Het is ons vaak gebeurd om in één week vissen meerdere malen naar een andere vergelegen stek te verkassen, met steeds weer al het materiaal voor een sessie in de roeiboot en soms in de zijkende regen, maar uiteindelijk betaalde het! Hier moet je mentaal sterk voor zijn. Zonder zo iemand als Didier was me dat nooit gelukt. Ik heb veel van m’n grote karpers mede aan hem te danken.
Stef: Welke raad geef je aan degenen die de circuitwateren in Frankrijk willen vermijden en toch met enig succès karpers willen belagen ?
Leon: Op de meeste grote meren wordt het echt een rotzooitje en de echt grote vissen sterven of verdwijnen er vroeg of laat. Het karpervissen heeft zich in Frankrijk sinds begin jaren ’90 sterk ontwikkeld. Het Franse karpervisserslegioen is vandaag de dag enorm. Schattingen van het aantal gespécialiseerde Franse karpervissers lopen uiteen van 100.000 tot 150.000! Maagdelijke wateren zijn zeldzaam geworden. Alle afgesloten étangs en meren zijn tegenwoordig onderhevig aan een zekere mate van hengeldruk, het zijn nu allemaal min of meer circuit-wateren geworden. Het wordt op deze wateren elk jaar moeilijker om goede resultaten te boeken. De toekomst van het karpervissen in Frankrijk ligt op de (grote) rivieren die allen nog een ongekend potentieel aan grote karpers hebben. Maar het zal nog wel een paar jaar duren voordat het nachtvissen er wordt toegestaan. Tot die tijd verstoppen we ons in het struikgewas ! De Rhone en Petit Rhone, alsmede de Moselle, de Rhin, de Loire en zelfs de Seine bieden nog ongekende mogelijkheden. Je moet er wel een boot hebben en met zwaar materiaal aan de slag gaan want het zijn extréme wateren en de vissen zijn er oersterk.
Stef: Gelieve een kort commentaar te geven op de volgende wateren : St Cassien, Madine, Z.U.P., Salagou, Du Der, de Saône en Vouglans.
Cassien: Ik ben er zelf maar tweemaal wezen vissen, in 1992 en in 1993. Vanaf 1993 begon ik me sterk in Orient te interesseren. Ik ben dus niet meer naar Cassien terrug gekeerd. Ik had er graag willen vissen in de mid-eighties. De verhalen uit die periode van Rod Hutchinson hebben me altijd doen watertanden! Maar Cassien is al lang niet meer wat het geweest is. Er hebben nog wel een paar grote vissen overleeft en de later uitgezette karpers groeien nog wel door, maar het magische is er vanaf. Het gaat heel hard op stuwmeren. In tegenstelling tot de grote relatief ondiepe réservoirs zijn de voedselgronden op stuwmeren beperkt waardoor de vissen er in het begin makkelijk gelokaliseerd en gevangen worden. Je krijgt dan gauw een verkeerd beeld van de omvang van een karperpopulatie.
Madine: Dit water heeft zeker toekomst, maar de hengeldruk wordt er steeds belangrijker. Er zit behoorlijk wat karper van goede rassen, en de groei zit er bij deze vissen goed in.
Zup: De laatste keer dat ik er gevist heb was in 1991. Sindsdien is er behoorlijk wat karper en graskarper uitgezet. Het meertje is de laatste paar jaren helemaal kapotgevist. De karpers worden er steeds schuwer. De grootste karpers wegen er net in de 20 kg. Het graskarperrecord staat op 19,5 kg.
Salagou: Ik heb het meer slechts éénmaal bezocht, echt heel mooi, maar ik heb er nog nooit gevist. Er schijnen behoorlijk wat grote schubkarpers te zitten, maar die zwemmen hier bij mij ook voor de deur !
Du Der: Ik ben al jaren niet meer op de hoogte van wat er gevangen wordt. Wel weet ik dat er ongelooflijk veel van z’n karpers naar andere wateren verdwenen zijn en ik heb vele malen gehoord dat het er met het nachtvissen een zooitje is !
Saône: No further comment ! Ik heb er, denk ik, al teveel over gezegd…
Vouglans: Een van de mooiste grote Franse stuwmeren. Er zit een goed bestand aan mooie sterke schubkarper. Er zwemmen ook nog een paar enorme spiegels rond. Maar hoewel het meer 32 km lang is zijn de vismogelijkheden er relatief beperkt. Het meer produceerd heel onregelmatig, topjaren met hoge rendementen worden afgewisseld met jaren waarop vrijwel niets gevangen wordt ! Een extreem stuwmeer waar je moeilijk grip op krijgt. Ik ben er zelf al een paar jaar niet meer geweest en ben dus niet van de laatste ontwikkelingen op de hoogte.
Stef: Leon, hartelijk bedankt voor dit interview!
Fototeksten:
31 kg spiegel: The one we missed: ‘Willy’ op 31,5 kg van Orient
Hogendijk: Orient 1994: een spiegel van 29,5 kg (zelfde vis die ook door Sjef van den Hoven werd gevangen zie De Dunne Lijn blz 323)
Hogendijk 2: Mijn eerste Orient-vis, meteen 24 kg
Hogendijk Cassien: Leon met ‘De Halve’ van Cassien
Hogendijk Bulldozer: oktober 1993, het grootste evenement uit m’n vissersleven: Een Franse recordschub van 31,8 kg