Page 33 - VBK_Magazine_97
P. 33

Vers van de pers
         zinnige potjes van aastovenaars ten spijt.   geven (zeeltstraten), op zoek naar kleine   Daar ben ik in de loop der jaren wel van   kelijk is van hoe groot je al wel niet bent.
         Mensen die nog maar een paar jaar op   insecten of alles wat friemelt en kruipt en   overtuigd geraakt: net als vele andere dier-  Geen wonder dat kleinere vissen gretiger
         karper vissen en denken het wel te weten,   zo per ongeluk een of meer soortgenoten   soorten zijn ook vissen hoofdzakelijk ge-  zijn, ze ontberen niet alleen levenserva-
         hebben nog veel te leren. Eén dikke vis   tegen het lijf zwemmen. Een stukje ver-  woontedieren en leren van hun ervaringen,   ring, maar ook is er altijd die noodzakelij-
         maakt nog geen zomer. Beter één vis in je   derop, in hun favoriete territorium, liggen   door schade en schande of heel gewoon,   ke energiebehoefte voor de groei. Je kunt
         handen, dan de andere tien in het water,    solitaire zware vrouwlijke snoeken, onze   door imitatie van hun soortgenoten. Dat   maar beter snel groot zijn met al die an-
         maar ondertussen ving je die tien niet. Je   altijd streng kijkende meesteressen, die de   laatste geldt zeker voor de min of meer in   dere glibberige engerds om je heen. Want
         kennis van het water, van wat mede vissers   enige echte heersers van de plas zijn, want   sociaal verband levende vissen en zodoen-  groot zijn helpt je overlevingskansen en
         doen, je techniek, tactiek, creativiteit, flexi-  voor niets en niemand bang. Op gezonde   de dus ook voor hun voedingspatronen.   volwassenheid betekent de kans je genen
         biliteit, observatie, zijn naar mijn idee veel   afstand van hen de kleinere mannetjes, die   Maar ze worden bovenal gedreven door   te verspreiden: het onweerstaanbaar toe-
         bepalender dan alleen dat kleinood han-  steeds van plaats wisselen, daarbij de grote   hun aangeboren  instincten, die horen bij   geven aan dat ene, alles overheersende oe-
         gend aan een haak.        mama’s bij voorkeur mijdend. En de snoek-  de soort waartoe je behoort en de omstan-  rinstinct dat ieder levend wezen kenmerkt.
          De visser die regelmatig goed vangt, zeker,   baarzen, die zich meestentijds in de donke-  digheden van dat water, zoals dag of nacht,   En dat alles doe je met al die verfijnde
         hij heeft een bewezen aas, dat met vallen   re diepten tegen de bodem ophouden, lig-  licht en donker, zuurstof, temperatuur en   zintuigen waarmee je in een onbeduiden-
         en opstaan, gedurende jaren van twijfel en   gend in kuilen of tegen richels, misschien   onderstroming, het lengen der dagen, of   de achterafsloot uit het vissenbroed geko-
         experiment is verkregen. Mét zijn aas is het   aan de onderkant van een talud, loerend   juist het korter worden daarvan; de invloed   men bent.
         tevens het onbetaalbare vertrouwen als   op schooltjes kleine voorn of andere klei-  van de seizoenen zoals die zich laat gelden
         belangrijkste ingrediënt wat hij hoopvol in   ne vis, die zich weliswaar meestal langs   op een water en dientengevolge op haar   Nu de kompasfunctie onomstotelijk vast
         het water gooit. Wat ie vooral doet is veel   de ondiepten bij de rietkragen ophouden,   bewoners. Vissen kennen normaliter dan   staat, is het wat begrijpelijker dat die vis
         vissen. Een bezield visser die op die manier   maar daar dan weer achterna gezeten wor-  ook een tamelijk vast ritme: een stevig   uit m’n vroegere lokale wateren -en niet al-
         door de wol geverfd is, zul je niet snel wil-  den door een fuut, of belaagd worden door   ontbijt, wat lanterfanten in de middag,   leen daar- zich zo goed oriënteren kon. In-
         de uitspraken horen doen. Want zelfs met   een reiger, zodat ze eens wat dieper gaan   het late avondeten, weer wat rust in het   stinctief aanvoelen waar het noorden ligt,
         goed aas op zak heeft hij iets te vaak zijn   zwemmen. De kleinere baars, die eerst nog   diepst van de zwarte nacht onder water;   gedreven door het lengen der dagen en de
         neus gestoten. Uiteindelijk moet ook hij   in schooltjes jaagt, achter mini-visjes aan,   een volkomen normale cyclus. Bij sommige   langzaam maar gestaag oplopende tempe-
         het maar doen met de vaak zo onvoorspel-  en hun dikke opa’s en oma’s die ouder en   wateren ligt het accent op een overvloedig   raturen, de stofwisseling die daardoor op
         bare grillen van onze eigenzinnige karper.  wijzer, verkiezen datzelfde liever solitair of   ontbijt, bij andere juist op een copieus di-  gang komt met de bijbehorende drang tot
                                   in kleinere groepjes te doen langs de schei-  ner, vaak afhankelijk van de altijd variabele   voeden. Met die groeiende activiteit ga je
         Fragment uit ‘Stad onder   dingen van de diepten naar het ondiepe.   omstandigheden. Net als wild, de meeste   liever de koude mijden en gaan naar daar,
         water’                    En dan nog de primus inter pares onder al   dieren eigenlijk, hebben veel vissen hun   waar de ondiepten door het voorjaarszon-
                                   die vissen: de machtige maar vreedzame,   vaste trekroutes met eventuele alterna-  netje al snel opgewarmd worden. Met op-
          Voor een niet-visser is iedere plas water   of is het vreetzame, karper. Ook die hebben   tieven achter de hand, maar ook zo hun   bloeiend wier in kleine slootjes of zachte
         maar gewoon een water. Met misschien   eigen routines en kennen hun water als de   voorkeuren voor waar ze hun voedsel gaan   grassprietjes op ondergelopen uiterwaar-
         mooie oevers, waar het prettig toeven   spreekwoordelijke broekzak, zouden ze die   zoeken en dat is bij omnivoren als de kar-  den die tegen je kont aan kietelen wanneer
         is, maar toch hoofdzakelijk een gat in de   hebben. Zo een plas of rivier, ergens is het   per gewoonlijk van het seizoen afhankelijk,   je, lustig geworden van de door hun afge-
         grond gevuld met nattigheid. Vissers we-  net een stad onder water, met vissen die   het is wat een jaargetijde zoal brengt. “We   scheiden feromonen, achter de vrouwtjes
         ten wel beter: niet alleen kunnen de bo-  druk bezig zijn met hun dingen te doen,   eten het manna wat de grote karpergod   aanzwemt. Lentekriebels voor meneer
         dem en diepte van een water zelfs bijna   of juist niet. Met vissen die hun instinct   ons schenken zal”, lijkt hier het devies. Van   en mevrouw de karper. Het is naar mijn
         onvoorstelbaar variëren, dat geldt nog   volgen, hun omgeving kennen, niet zel-  muggenlarf tot ganzenpoep, van mossel   idee dan ook waarschijnlijk dat de grote-
         meer voor de niet zichtbare begroeiing en   den zo goed als wij ons huis, straat, wijk   tot kreeftjes, van watervlo tot poelslak.   re vrouwtjes eerder actief worden dan de
         het meest nog voor de bewoners van dat   of stad. Een levendige vispopulatie die ge-  En algjes en wat ander groenvoer als het   mannetjes in het voorjaar. Ze lijken in ieder
         gat in de grond. Het kan er zomaar een   woontegetrouw voedsel zoekt of juist rust,   moet. Goed voor de spijsvertering. Maar   geval wel vaak als eerste op de gekende
         drukte van belang zijn. Scholen trage bra-  en zich meestal één keer per jaar met de   ook is er behoefte aan rust, beschutting en   paaiplaatsen te arriveren. Wat op zich weer
         sems die iedere ochtend de hun bekende   voortplanting bezighoudt; met vissen die   veiligheid. Je kunt nu eenmaal niet de hele   een bijzonderheid is: een gekende paai-
         rondjes zwemmen en de bodem afgrazen,   groepsgewijs handelen of meer individu-  dag met eten bezig zijn. Sterker nog: die   plaats, die vaak al jaar in jaar uit opgezocht
         als altijd onderweg op hun eeuwigduren-  eel, met hun voorkeuren, vissen met routes   behoefte is tamelijk gematigd wanneer je   wordt en deel is van een jaarlijkse cyclus.
         de reis. Zeelten die zich langs al gebaande   en routines.  vis bent, want vooral temperatuurafhan-  Ook wat dat betreft is het een gewoonte-
         paden op de ondieptes door het wier be-             kelijk, net zoals diezelfde behoefte afhan-  dier en dat onderstreept het idee dat vissen

                                                                                                             33
   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38